Regen geselt onze ramen, maar ik lig hier warm
In de schuilplaats van jou armen
Veilig voor de storm
Met jouw zachte adem blaas je het haar uit mijn gezicht
Ik kan je glimlach slechts vermoeden
In het tegenlicht
(Refrein)
Mooi, ik vind je mooi
Onuitgesproken lief
Veel meer dan je lichaam
Heb ik al je dromen lief
Mooi, ik vind je mooi
Gewoon om wie je bent
De zachtheid van je hart
Waarmee je me verwent
Zonlicht tuimelt door het venster
En ik hoor mijn naam
'k Voel een vinger als een vlinder
Over mijn lippen gaan
Even later wordt ik wakker
En ik kleed me aan
Een blij gevoel van binnen nestelt
Zich in mijn bestaan
(Refrein)
(Refrein)
(Refrein)