C G7 C G7 C G7 C G7 [Refrein] G7 C G7 Vieze Lieze was haar bijnaam in de stad G7 C Omdat ze altijd van die enge kwalen had C Een lopend oor of een ontsteking G7 Of een elleboogverweking C C7 Of een hele rits met puisten op haar F gat D7 G7 G C Vieze Lieze had altijd wat [Verse] C Ze had een zalfje van de dokter dat G naar Lysol rook G C Om haar kwalen te verhelpen C G Ja haar naam was Vieze Lieze en die had ze ook G7 C Dus het leed was niet te stelpen C7 Dat kwam ze moest de kleren dragen van F haar oudste zuster Riek D7 En die droeg nog ondergoed met van dat G strakke elastiek C C7 Maar haar moeder zei: je draagt ze maar F want strakjes wordt je ziek D7 En dan kan ik weer op bezoek gaan G tweemaal daags in de kliniek C Ja, ja [Refrein] G7 C G7 Vieze Lieze was haar bijnaam in de stad G7 C Omdat ze altijd van die enge kwalen had C Een lopend oor of een ontsteking G7 Of een elleboogverweking C C7 Of een hele rits met puisten op haar F gat D7 G7 G C Vieze Lieze had altijd wat [Verse] C G En ook vriendjes of vriendinnetjes die had ze niet G C Die bleven op hun hoede C G7 Omdat niemand graag een wrat of zweer of steenpuist ziet G C Die dan prompt begint te bloeden C7 F Maar hoe vreemd het ook mag klinken toch kwam Lieze aan haar man D7 G Het was een keurig nette jongen en hij heette Willem-Jan C7 C7 F Lieze's kwalen gingen over want ze dacht er niet meer an D7 G Wel was ze zeer doorlopend zwanger maar dat komt er dikwijls van [Refrein] G7 G7 Vieze Lieze bleef haar bijnaam in de stad G7 C Omdat ze altijd een positiejurk aan had C G7 Toen de vijfde was geboren kon je nummer zes al horen C C7 Ze bewandelde een vruchtbaar levenspad D7 G7 G C Vieze Lieze had altijd wat, D7 G7 G C Vieze Lieze, had altijd wat [outro] G G7 C G G7 Am/G